“Iets wat soms heel moeilijk kan zijn om duidelijk te krijgen door woorden kan door beeldend te werken met verschillende materialen een opening maken en mij toch weer een heel ander beeld geven van een moeilijke of verdrietige situatie.”
Een cliënt
Psychosociale therapie is hulpverlening volgens de methoden van de sociale psychologie, die het accent legt op de wisselwerking tussen het gedrag van de mens en zijn omgeving
In het psychosociaal werk gaat men er vanuit dat lichaam en geest onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hierbij is de gedachte dat een gezonde geest en een goed functionerend lichaam beide nodig zijn om goed te kunnen functioneren in de omgeving.
De psychosociaal therapeut leeft zich in de situatie van de cliënten in door goed naar hun verhaal met alle gevoelens en de daarbij behorende emoties te luisteren, helpt de cliënten om het overzicht over hun situatie op te bouwen en helpt hen om hun eigen krachten aan te spreken. Door deze vorm van begeleiding zijn zij hierna zelf weer in staat om handelend op te treden en de problemen verder op te lossen.
In de praktijk blijkt dat cliënten het geleerde in toekomstige situaties zelfstandig kunnen toepassen om lichaam en geest weer in evenwicht te brengen met de omgeving.
Ervaringsgerichte Psychosociale Therapie behandelt problemen in en met behulp van de context waarin ze zich afspelen. Zij gaat ervan uit dat zowel factoren in het individu (psychische factoren)als factoren uit de omgeving (sociale factoren) van invloed zijn op zowel het ontstaan als het verdwijnen van problemen en dat met name de wisselwerking tussen individu en omgeving daarbij een belangrijke rol speelt.
De manier waarop individuele mensen met zichzelf omgaan in relatie tot hun omgeving staat centraal in de behandeling. Deze omgeving kan betrekking hebben op onze meest directe en intieme relaties, zoals die met onze partner en kinderen, maar ook op de meer zakelijke relaties, zoals werkrelaties, relaties met artsen, ziekenhuizen, sociale instellingen enz.
In al deze relatievormen kunnen zich moeilijkheden voordoen die door het missen van ervaring en vaardigheden niet overwonnen kunnen worden, waardoor zij tot persoonlijke of relationele problemen van velerlei aard kunnen uitgroeien. Aangezien deze problemen zich altijd tegelijkertijd in het individu en tussen het individu en diens omgeving afspelen, moeten tijdens de behandeling zowel de individuele intropsychische als de relationele en sociale aspecten die de problemen veroorzaken, in stand houden of verergeren worden opgespoord en aangepakt.
Ervaringsgerichte Psychosociale Therapie is breder dan relatie- of gezinstherapie in die zin dat het zich niet beperkt tot de problemen die zich voordoen binnen de partner- of gezinsrelatie. Al naar gelang wat nodig is kunnen individuele, relatie en gezinsgesprekken, maar ook coaching, ondersteuning en dienstverlening plaatsvinden.
Men spreekt van eclectische therapie als de therapeut zich niet tot één stroming beperkt, zoals psychoanalyse, gedragstherapie, systeemtherapie of medicamenteuze therapie, maar uit de verschillende stromingen die elementen of technieken kiest die het best passen bij de cliënt of het probleem. In de gezondheidszorg wordt over het algemeen voor een eclectische therapie gekozen. Praktijk Yinnar kiest de therapie, technieken of elementen die op dat moment het beste bij de actuele problematiek en het toestandsbeeld van de cliënt lijken te passen.
Contextuele therapie is een psychotherapie die voortkomt uit de visie van de Hongaars-Amerikaanse psychiater Ivan Boszormenyi-Nagy op het menselijk leven en relaties.
De grondlegger van de contextuele therapie is de Hongaars-Amerikaanse psychiater Ivan Boszormenyi-Nagy (uitgesproken als Nadj). Hij volgde een route van studie en praktijk van individueel werkend psychiater, via de ontwikkeling van gezins- en systeemtheorie, naar een eigen idee van kijken naar mensen, relaties en problemen. Een kijken naar de relationele werkelijkheid van iedere persoon en de ethische consequenties daarvan, die hij Contextuele Therapie noemde.
In gesprekken met cliënten kwam Nagy begrippen als onrechtvaardigheid, rechtvaardigheid, betrouwbaarheid en loyaliteit tegen. Hij ontdekte dat mensen een rechtvaardige balans willen hebben tussen geven en nemen: als mensen geven, ontstaat er een soort recht op ontvangen en als mensen iets niet goed gedaan hadden, zij vanuit een besef van "schuldig zijn" iets wilden doen om het goed te maken. Bovenstaande begrippen en dit taalgebruik kregen in de psychologie nauwelijks of geen aandacht; ze behoorden tot het taalgebied van de relationele ethiek. Het begrip relationele ethiek kreeg bij Nagy een bepaalde betekenis. Hij bedoelde daarmee een universeel gegeven; een eerlijke verdeling tussen geven en nemen in menselijke verhoudingen en de rechtvaardige balans tussen verdiensten en verplichtingen. Dit werkte Nagy in de loop der jaren verder uit.
Nagy gaat ervan uit dat ethiek het "mens zijn zelf" is. Volgens Nagy weet ieder mens ten diepste: een ander is aangewezen op mij en ik ben aangewezen op die ander. Het fundament is dus de relatie. Als men het bijvoorbeeld heeft over recht, dan kan men erover praten en denken alsof 'recht' bestaat als absoluut begrip. Maar 'recht' bestaat niet, maar kan alleen gedaan worden. Daarmee wordt 'recht' een relationeel ethisch begrip, dat alleen in samenspraak met anderen werkelijkheid kan worden. Deze begrippen moeten niet gezien worden als een onderdeel van een waardesysteem en niet worden verward met dogmatische uitgangspunten. Dan worden deze begrippen nieuwe dogma's, waaronder mensen gebukt kunnen gaan.
Nagy is in de loop van zijn ontwikkeling, midden in de jaren vijftig, bekend geraakt met de werken van Martin Buber (1878-1965) en Levinas. Hij heeft in hun geschriften herkenning gevonden voor zijn ideeën van relationele ethiek. Met de ontwikkeling van zijn ideeën is er steeds minder nadruk komen te liggen op pathologie en steeds meer op het opsporen van bronnen van vertrouwen, het ondernemen van acties binnen familieverbanden om aan de balans tussen geven en nemen[1] te werken.
Nagy onderscheidt in zijn contextuele benadering een viertal dimensies[2], die de werkelijkheid bepalen:
De dimensie van de feiten: gegevenheden van genetische aard, ras, sekse, lichamelijke gezondheid, financiële situatie, werkzaamheden enz.
De dimensie van de psychologie: het intrapsychische van elk mens. Het verwijst naar egokracht, basisbehoeften, afweermechanismen, fantasieën, leerprocessen enz.
De dimensie van de transacties: het interpsychische, wat er tussen mensen gebeurt. Het verwijst naar communicatie- en interactiepatronen, systemen, subsystemen, rollenpatronen, macht, coalities enz. Dit is het gebied waarop de gezinstherapie zich richt.
De dimensie van de relationele ethiek: de rechtvaardigheid van de relatie. Het verwijst naar loyaliteit, betrouwbaarheid, verantwoordelijkheid, de balans van verworven verdiensten en verschuldigd zijn binnen een relatie enz.
Later voegde Nagy een 5e dimensie toe: de dimensie van de ontology.
Nagy legt de nadruk op de vierde dimensie. Als een kind bijvoorbeeld geen erkenning krijgt van haar ouders, dat zij er mag zijn, dat zij waard is om te leven, hoe zal zo'n kind later als ouder van haar eigen kinderen erkenning en waardering kunnen geven. Bij Nagy blijft het niet bij deze constatering. Samen met zijn cliënten gaat hij op zoek naar bronnen van vertrouwen. In dit genoemde voorbeeld gaat hij op zoek naar wat er speelde in de relatie tussen ouder en grootouder. Hij probeert van het "monster" opa en/of oma weer een mens te maken. Hij gaat op weg om vader of moeder weer kind te laten worden van zijn of haar ouders. Pas wanneer iemand kind van zijn of haar ouders kan worden, kan hij of zij echt vader of moeder van de eigen kinderen worden. Dan behoeft men wat niet gekregen is, niet bij de kinderen weg te halen. Dan worden relaties weer rechtvaardig en betrouwbaar. Deze ethische overwegingen vormen de basis, waarop technieken geënt kunnen worden. Met andere woorden, als een therapeutische aanpak uitgaat van relationele ethiek, bijvoorbeeld rechtvaardigheid die gedaan moet worden tussen mensen, dan worden interventies daardoor bepaald. Interventies en vragen die altijd gericht moeten zijn op het leggen van verbindingen met anderen.
De invalshoek van Nagy is meerzijdige partijdigheid. Bij contextuele therapie richt men de zorg op alle personen die door de therapie beïnvloed worden.
Cognitieve Therapie (CT) is een vorm van psychotherapie die ontwikkeld is door de Amerikaanse psychiater Aaron T. Beck in de jaren zestig van de 20e eeuw. CT is een benadering die uitgaat van het verkrijgen van inzicht in onbewuste emoties en drijfveren. Beck ontwikkelde een theorie en een behandelingswijze waarbij de cognities van de patiënt centraal staan: zijn gedachten, fantasieën, herinneringen en zijn opvattingen over gebeurtenissen. Niet de gebeurtenissen zelf zijn het die een mens negatieve gevoelens bezorgen en daardoor een bepaald gedragspatroon, maar de gekleurde bril waardoor hij de dingen ziet. Door deze 'disfunctionele' gedachten om te buigen en te leren gebeurtenissen anders te interpreteren komt er een objectievere kijk op de eigen gevoelens en waarnemingen, en kunnen negatieve gevoelens verdwijnen waardoor ook het gedrag verandert.
CT is een kortdurende, gestructureerde therapievorm die op het heden en de toekomst is gericht.
In de systeemtherapie wordt het gezin (of welke groep personen dan ook die in therapie gaan) gezien als een systeem, waarvan een persoon lid is door biologische, wettelijke, affectieve, geografische en historische banden. Volgens de stichters van de systeemtherapie zijn menselijke problemen in de kern problemen die ontstaan tussen personen die lid zijn van dit systeem. De onderliggende idee is immers dat als in een systeem (gezin, partnerrelatie, ...) een van de leden een probleem heeft, ook het hele systeem ontwricht wordt. Omgekeerd kan men een individu helpen door het systeem waarin hij of zij leeft te versterken.
Belangrijke toepassingen van systeemtherapie zijn de gezinstherapie en relatietherapie. Beide termen worden ook wel door elkaar gebruikt, hoewel het woord gezinstherapie eerder de voorkeur krijgt als zowel ouders als kinderen bij de therapie betrokken zijn en relatietherapie als het gaat om partnerrelaties. Beide kunnen in elkaar overlopen als de therapeut tot de conclusie komt dat een andere focus gewenst is dan aanvankelijk werd gekozen.